Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag

Extremistisch nondualisme

Ik heb lange tijd niet aan extremistische nondualisten gedacht. Het is al zo lang geleden dat ik die spirituele stroming heb verlaten dat ik was vergeten hoe lastig ze zijn — en hoe lastig ik ooit ben geweest!

De extremistische nondualisten is een gevaarlijke groep om toe te behoren. Niet dat ze bommen gaan leggen, zoals hun religieuze en politieke broeders — want er is geen bom en niemand om een bom te leggen, volgens hun doctrine — maar vooral omdat het absolute stilstand betekent waar er altijd ‘verder’ is.

De extremistische nondualist denkt dat hij het meest wakker is van allemaal en zal niet rusten tot hij iedereen van zijn gelijk heeft overtuigd, terwijl hij in werkelijkheid in diepe slaap is en geen idee heeft van de werkelijke realiteit waarin hij leeft. Ik weet dit omdat ik in zo’n diepe slaap ben geweest en ik weet hoe moeilijk het is om daaruit weer wakker te worden.

Kort geleden heb ik weer eens even interactie met een extremistische nondualist gehad. Dat was vermoeiend, maar wel een goede herinnering aan hoe makkelijk het is om volledig vast te zitten in een spirituele doctrine en er toch van overtuigt zijn dat je gelijk hebt — been there, done that! Mea Culpa!

En natuurlijk hebben de extremistische nondualisten tot op een bepaald niveau gelijk. Nondualisme is wat zij zeggen dat het is, er is niets en er is niemand om iets te doen, maar nondualisme is slechts het begin en niet het eindpunt, terwijl zij het als het absolute eindpunt zien en ervaren. Zij zijn er uit, ze hebben het door en ieder ander zit er helemaal naast, als er tenminste een ander zou zijn.

Wat de extremistische nondualisten doen is op alles reageren met de absolute ontkenning dat er iets is. Als je ze aanspreekt op wat zij zeggen, dan is hun antwoord dat er niemand is die het zegt en dat zij niet verantwoordelijk zijn voor wat er gezegd is en dat er bovendien niets is gezegd. Als je ze aanspreekt op wat ze doen, is er niemand die iets doet en niets dat gedaan kan worden.

Zoals ik zei, in de kern hebben ze gelijk. Er is hier geen wereld, er is niemand die hier iets doet, er kan niets gedaan worden, er is nooit iemand geboren, er gaat nooit iemand dood en er is nog nooit iets gebeurd. Maar wat zij zonder onderbouwing absoluut ontkennen, en waarop ze weigeren te reageren als je er naar vraagt, is het simpele feit dat zij hier zijn in een volkomen dualistische realiteit die, hoewel een illusie, daadwerkelijk ervaren wordt als ‘iets’.

Het feit dat dit ‘iets’ ervaren wordt binnen iets waarvan zij beweren dat het niets is, is niet iets dat je zomaar naast je neer kunt leggen door te roepen dat er niemand is die het naast zich neer kan leggen of dat er überhaupt niets is dat naast wie dan ook neergelegd kan worden. Het feit dat je weet dat monsters niet bestaan, dat je roept dat er geen monsters zijn en dat je volhoudt dat er niemand is die monsters kan zien, helpt je niet als er een fucking monster voor je staat.

‘Verder’ houdt in dat je, na die eerste realisatie dat er niets is — geen wereld en geen jij — gaat bekijken wat de wereld die je ziet, waarin jij schijnbaar rondloopt, werkelijk is. Je bent niet klaar met de ontkenning van de wereld, je bent niet klaar met de ontkenning van dualisme, de volgende stap is de erkenning van de wereld, de erkenning van jouw eigen bestaan in die wereld en de erkenning van dualiteit als zijnde ‘niet waar’ en toch jouw directe werkelijkheid waarmee je iets kunt of moet doen.

Nondualisme is waarheid, het is een feit maar niet onze realiteit, terwijl dualisme niet waar is, het is illusie maar wel onze realiteit. Het ontkennen van onwaarheid is niet hetzelfde als het erkennen van waarheid. Wanneer je je volledig focust op ontkennen van onwaarheid, ben je alleen maar bezig met het tot waarheid maken van die onwaarheid — want waarom zou je anders zoveel energie steken in het bewijzen dat iets wat niet bestaat daadwerkelijk niet bestaat?

Aan de andere kant, als deze dualistische wereld de enige echte realiteit is die je kunt ervaren, ook al is het niet waar en ook al bestaat het niet echt, wat schiet je er dan mee op om deze waarachtige edoch illusoire realiteit te ontkennen? Het feit dat je het ziet en ervaart, lijkt mij een duidelijk teken dat er iets mee gedaan dient te worden. Waarom anders zouden we de illusie, deze droomstaat, ervaren?

Het draait om erkennen dat de dualistische wereld de enige realiteit is die we kunnen ervaren en om vervolgens interactie te hebben met die dualistische wereld, terwijl er te allen tijde de realisatie is dat het ’t dromen van een droom is. Dat is waar ‘verder’ naar leidt en dat is wat werkelijk ontwaken in en uit de droomstaat inhoudt.

Extremistische nondualisten, ook wel neo-advaitisten genaamd, staan stil in hun spirituele ontwikkeling. Ze hebben de klok horen luiden, maar weten niet waar de klepel hangt. Het gevaar van deze groepering, is dat hun verhaal over dat er niets en niemand is, dat niemand iets doet en niemand verantwoordelijk is, heel verleidelijk is. Het levert een schijnvrijheid op, gepromoot door een spirituele religie voor emotionele kleuters in een volwassen lichaam.

Zo, dat wilde ik even kwijt.

Voortschrijdende realisatie en het nut van verder onderzoek

Horen of lezen dat dit alles een soort van droom is en het geloven of voor waar aannemen van die informatie, is iets compleet anders dan je daadwerkelijk realiseren dat dit alles een soort van droom is. Het is vergelijkbaar met het verschil tussen weten dat je ooit dood zal gaan en je realiseren dat je nu dood gaat.

Laat ik beginnen met te zeggen dat het helaas weer een heel lang verhaal is geworden. Ik doe altijd mijn best om het kort te houden, maar soms, zoals nu, lukt dat niet niet. Ik heb helaas veel woorden nodig om het zo duidelijk en correct mogelijk te verwoorden. Het is niet anders.

Toen ik mij voor het eerst realiseerde dat dit alles een soort van droom is, leverde dit mij in eerste instantie een fikse opluchting op. De realisatie dat dit een droom was en niet waar, gaf mij de ruimte om eindelijk een beetje relaxt te leven na jaren van boosheid, frustratie en depressies over de stupiditeit van dit leven en de waanzin die ik om mij heen zag. Opeens begreep ik waarom dat zo was.

De werkelijke implicatie van de realisatie dat dit alles een soort van droom is, gaat veel verder dan de in eerste instantie ervaren opluchting. Ik ging steeds duidelijker zien — en vooral ook direct ervaren — dat dit leven dat ik leid niet werkelijk plaatsvindt en dat de ‘ik’ die dit leven leidt niet werkelijk bestaat.

Waar ik na de eerste realisatie nog steeds een enigszins bestaande entiteit in een enigszins bestaande droomwereld was, blijkt het fysieke van die enigszins bestaande entiteit geleidelijk aan op te lossen. De realisatie die volgt op de realisatie dat dit alles een soort van droom is, is de realisatie dat deze wereld letterlijk niets is en er letterlijk nooit iets is gebeurd.

De tweede realisatie is een geleidelijke realisatie die voortkomt uit voortgaand onderzoek na de eerste realisatie. Veel mensen stoppen na die eerste realisatie waarin gezien wordt dat dit alles een droom is, terwijl de werkelijke waarde van die realisatie pas ervaren kan worden wanneer na verder onderzoek wordt gezien en direct wordt ervaren wat het werkelijk betekent.

Arthur Conan Doyle liet zijn Sherlock Holmes het volgende zeggen:

“Als je alles wat onmogelijk is hebt geëlimineerd dan moet dat wat overblijft, hoe onwaarschijnlijk ook, de waarheid zijn.”

Op die manier ben ik aan de slag gegaan na de eerste realisatie dat dit alles een droom is. Ik ben me gaan afvragen wat ‘dit alles’ dan is; hoever strekt ‘dit alles’ en zijn er uitzonderingen op. Ik ben alles gaan onderzoeken op ‘niet droom zijn’ en elimineerde alles wat ik niet als zijnde ‘niet droom’ kon bewijzen… en wat overbleef, hoe onwaarschijnlijk ook, moest dan de waarheid zijn.

Na de eerste realisatie bevond ik me nog in de droom en ervoer ik die droom als een werkelijke realiteit. Oké, het was niet waar, maar het voelde waar en ‘ik’ ervoer het als waar. Dit noemt men ‘ontwaakt zijn in de droom’ en is te vergelijken met lucide zijn in een droom tijdens onze nachtelijke dromen.

De tweede realisatie gaat verder. Na het vaststellen van het onontkoombare resultaat van mijn onderzoek, dat letterlijk alles valt onder de noemer ‘droom’ en er dus niets niet die droom is, begon het geleidelijk te dagen dat letterlijk niets in dit leven, op deze aarde, in dit universum waar is.

Ik wist dit al, ik had het gehoord en gelezen, ik had het voor waar aangenomen, maar hoe verder ik het onderzocht, hoe meer het daadwerkelijk een directe ervaring werd en daarmee een steeds volledigere realisatie.

Deze realisatie, uitgedrukt in woorden die het niet kunnen beschrijven, geeft aan dat mijn leven een droom is die al voorbij is. En ja, ook dit wist ik al, van horen en lezen, door dit aangenomen te hebben als waarheid, maar zoals ik al zei in het begin, dit werkelijk realiseren gaat veel verder en heeft zoveel meer impact.

Ik ga het proberen te verwoorden:

Mijn realisatie geeft aan, dat binnen mijn realiteit — de droom over mijn leven — ‘ik’ als zijnde de held van die droom de enige constante ben. Binnen deze droom ben ‘ik/de held’ de enige die schijnbaar is, ook al is ook die ‘ik/de held’ gedroomd.

‘Ik/de held’ is het personage waarmee ‘het iets’ waarbinnen de droom verschijnt, zich schijnbaar identificeert binnen deze specifieke droom waarin ‘Frits’ de held is. Alles om ‘ik/de held’ heen is een gedroomde en dus verzonnen constructie welke nodig is om het verhaal van de gedroomde ‘ik/de held’ te verzinnen, te vertellen en te ervaren

Het is belangrijk om te begrijpen dat ik het heb over ‘deze specifieke droom waarin ‘Frits’ de held is’, omdat er — zo is mijn ervaring — ontelbaar veel specifieke dromen gaande lijken te zijn waarin ontelbaar veel ‘personages’ de held spelen, en al die ontelbaar veel dromen vinden allemaal tegelijk, simultaan, op hetzelfde moment, nu plaats.

Al die ontelbaar veel dromen vinden niet alleen allemaal tegelijk plaats, ze zijn ook allemaal tegelijk geëindigd op het moment dat ze leken te beginnen. Zoals een nachtelijk droom binnen deze droom — wanneer ‘ik/de held’ schijnbaar slaapt — een heel leven kan uitbeelden, terwijl er ‘in real time’ slechts een paar minuten zijn verstreken, zo lijk ik inmiddels 55 jaar geleefd te hebben terwijl er ‘in real time’ geen tijd is verstreken.

Wat mijn realisatie ook heel duidelijk begint aan te geven, in de zin dat het werkelijk tot ‘mij’ doordringt, is dat ‘ik/Frits/de held’ niet degene ben die aan het dromen is. Dit leven van mij is niet mijn droom. Ik heb er niets over te zeggen, ik heb het niet verzonnen en ik kan er niets aan veranderen.

Het was niet mijn idee — ik als ‘ik/Frits/de held’ — om op mijn 55ste te belanden in een gestoorde wereld waarin iedereen het slachtoffer is geworden van een wel of niet dodelijk virus, met alle gevolgen van dien, omdat ik niet degene ben die droomt. Ik ben degene die gedroomd wordt en alles om mij heen is een gedroomde constructie, inclusief iedereen die ik ken en ontmoet, inclusief alles wat er gebeurt, inclusief alles!

Dit laatste is weer extreem belangrijk, omdat er bij ‘ik/de held’ binnen de droom het idee bestaat dat er iemand is die dit leest en denkt “ik ben ook in die gestoorde Corono-wereld beland!” — terwijl dat niet zo is. Die lezer is eveneens onderdeel van die gedroomde constructie. In werkelijkheid is hier in deze droomstaat helemaal niemand anders dan die ‘ik/de held’ en er is niemand anders die deze droomstaat ervaart.

Het belangrijkste wat mijn realisatie mij — als ‘ik/Frits/de held’ — laat zien, is dat dit alles al voorbij was op het moment dat het schijnbaar leek te beginnen. Wat ik als ‘ik/Frits/de held’ ervaar is een droom, die binnen de tijdloosheid van ‘wat is’ begon en ogenblikkelijk voorbij was, maar door het idee van tijd en ruimte dat heerst binnen de realiteit van de droomstaat, zich lijkt uit te strekken over vooralsnog 55 jaar.

Dit houdt overigens niet in dat ‘ik/Frits/de held’ geen interactie meer heeft met alles binnen de droom en niet reageert op alles binnen de droom alsof het echt is. Nee, integendeel. Hij gaat niet stil op de bank zitten omdat het toch allemaal niet waar is, tenzij dat het verhaal van de droom is; wat niet zo blijkt te zijn.

‘Ik/Frits/de held’ doet wat ‘ik/Frits/de held’ doet, tot de droom — die in werkelijkheid al voorbij is — eindigt binnen de gedroomde tijd en ruimte. Het enige verschil is, dat het gedroomde personage zich heeft gerealiseerd dat het een gedroomd personage is, en blijkbaar is dat ook onderdeel van de droom.

Ik geloof niet dat ik het echt begrijp of zelfs ook maar kan begrijpen als het ‘ik/Frits/de held’ personage, maar de realisatie dat het zo is — omdat alles wat onmogelijk is, is geëlimineerd, en wat overbleef wel de waarheid moet zijn — is zo overtuigend dat er geen noodzaak meer bestaat om het mentaal te begrijpen.

Een rondje Autolyse

Het is weer eens tijd voor Autolyse, dus dit is niet werkelijk een stuk over een onderwerp, maar gewoon schrijven om het schrijven zodat er naar gekeken kan worden en het verwerkt kan worden; en dat is wat Autolyse is.

Het afgelopen jaar is letterlijk voor iedereen complete waanzin geweest en daardoor heeft de ego-denkgeest vrij spel gekregen om mensen in de droomstaat te houden of ze terug te trekken. Het heeft ook zijn uitwerking op mij gehad, waaronder de afgelopen dagen een depressie.

Ik kan verklaren waarom ik depressief was, maar dat zijn alleen redenen die ik denk en een depressie is nooit om de redenen die ik denk, dus daar ga ik het niet over hebben. De enige ware reden voor een depressie, is identificatie met het lichaam-brein-systeem en het geloof in de wereld om mij heen en in feite het geloof in de afscheiding van het geheel.

Blijkbaar geloof ik dit lichaam te zijn, want hoe anders zou ik depressief kunnen zijn? Er moet iets zijn dat depressief is, zonder dat iets kan er niets depressief zijn, dus ik moet wel zijn gaan geloven dat ik dat ben. Dus… back to basics! Terug naar de basisvraag ‘wat ben ik?’ — of liever gezegd, wat ben ik niet?

Zo’n rondje inquiry gaat inmiddels vrij snel, omdat ik al zo vaak door die malle molen ben gegaan. Binnen geen tijd kon ik weer bewust vaststellen dat het personage dat ik denk te zijn, slechts een verzameling etiketten is. Man, zoon, broer, vriend, vrijwilliger, publieksbegeleider, ex-muzikant, et cetera.

Ik kon snel vaststellen dat ik die etiketten niet ben, en iedereen die dit zou doen komt uiteindelijk uit op de conclusie dat er niet iets is dat ik ben. Ik kan alleen vaststellen dat ik ben. Er is een bewust zijn van het bestaan van iets waaraan ooit etiketten zijn gehangen, maar ik ben niet dat iets, en als ik al iets ben, is het dat bewustzijn dat zich bewust is.

Het opnieuw bekijken van die etiketten, die zo makkelijk weer kunnen worden aangebracht, werkt verhelderend. Door ze te zien en ze in gedachten te verwijderen, kom ik steeds dichter bij de kern van wat ik ben. Althans, dat lijkt zo, want zodra ik de etiketten heb verwijderd, blijkt er geen kern te zijn.

Er is in feite alleen maar leegheid waaraan al die etiketten zijn gehangen en er is het bewust zijn van die leegheid, al of niet manifest gemaakt middels de etiketten. Wat de etiketten ‘echt’ doen lijken is de mate waarin ik gehecht ben aan het object waarnaar die etiketten verwijzen.

Als ik gehecht ben aan het object ‘vader’, dan geloof ik dat ik zijn ‘zoon’ ben. Als ik gehecht ben aan het object ‘zus’, dan geloof ik dat ik haar ‘broer’ ben. Et cetera! Het is de gehechtheid aan iets extern dat het etiket creëert en wanneer we het etiket geloven, zijn we het opeens zelf geworden. Zoon of broer is totale onzin, maar zodra ik me hecht aan het idee van een vader en een zus, ben ik opeens een zoon en een broer.

Dit betekent dat, mits iemand werkelijk ontwaakt uit de droomstaat, die iemand alle gehechtheid met objecten en etiketten kwijt is. Er is dan niets meer waarmee hij zich identificeert en niets waarmee hij zich emotioneel verbonden voelt. Hij hoeft het niet zelf actief kwijt te raken, maar uiteindelijk zal elke gehechtheid verdwijnen, want anders is het niet mogelijk om geheel los te komen van een geloof in de etiketten, en daarmee in het geloof een losstaande entiteit te zijn.

Mijn depressieve gevoelens, die niet van mij zijn, maar bij wijze van spreken, voel ik inmiddels wegdrijven, puur en alleen omdat ik weer even heb vastgesteld dat ik niet Frits ben, zoon van, broer van, vriend van, et cetera. Er is geen kern waar een depressie op kan landen, er kan alleen het idee van, en het geloof in een kern zijn waarop een depressie schijnbaar kan landen. Zonder ‘ik’ is er niets waaraan iets kan blijven plakken.

Alle familiebanden, vriendschapsbanden, gewone relaties of liefdesrelaties, zijn een creatie van de ego-denkgeest. Zolang ik me emotioneel verbonden voel met een externe entiteit, geloof ik blijkbaar in de afscheiding en vanzelfsprekend geloof ik dan een losstaande en bestaande entiteit te zijn en vanzelfsprekend kan ik dan depressief worden.

Aan de andere kant is het ook weer zo dat al die banden, al die emotionele verbintenissen, verdwijnen zodra het inzicht er weer is, dat ik niet die etiketten ben en niet die Frits ben. In plaats van dat ik geloof dat ik een zoon, broer of vriend ten tijde van corona ben, kan ik nu weer spelen alsof ik een zoon, broer of vriend ten tijde van corona ben. Acteur, regisseur, auteur en publiek in één.

Ik sluit af met een zin die net door vriend Houk op Facebook wordt geplaatst:

“Het geheel hobbelt altijd maar door in de leegte van zijn en creëert continue een show om wat te doen te hebben.” — © Houk van Lier.

Hoe toepasselijk!