Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag

Perpetuum mobile

Een Perpetuum mobile is een vooralsnog denkbeeldig apparaat dat, wanneer het eenmaal in beweging is gebracht, uit zichzelf blijft bewegen. De theorie dat zo’n apparaat mogelijk moet zijn, bestaat sinds de 13de eeuw, maar tot nu toe is het niemand gelukt om zo’n apparaat te creëren.

Het Perpetuum mobile is niet waarover ik wil schrijven, maar het is wel een goed voorbeeld van wat mij de afgelopen week heel helder duidelijk werd. Het is een apparaat dat niet bestaat, maar als het zou bestaan, dan houdt het zichzelf in voortdurende beweging. Ik wil het gebruiken als symbool voor de manier waarop wij de droomstaat in stand, en dus in beweging houden.

De droom die we allemaal dromen is de droom over leven als een lichaam in een wereld die we delen met andere lichamen. Natuurlijk is er maar één droom en ook maar één dromer, dus ‘de droom die we allemaal dromen’ moeten we dan ook symbolisch zien. Omdat we geloven dat we hier in de droom met zijn allen zijn, is het logischer om er op die manier —in de zin van allemaal, allen en we — over te praten.

De droom die we dromen is het gevolg van schuldgevoel en angst. Ooit is er binnen Absolute Eenheid de gedachte opgekomen, geloofd en voor waar aangenomen, dat afscheiding van Eenheid mogelijk is en vooral ook uitgevoerd. Natuurlijk is afscheiding van Eenheid onmogelijk, maar dat heb ik al vaker uitgelegd, dus ik neem aan dat dit bekend is. Overigens dient alles wat ik schrijf niet letterlijk, maar symbolisch te worden gezien.

Het geloof dat afscheiding van Eenheid is gelukt, leverde het schijnbaar van Eenheid afgescheiden deel een schuldgevoel op. Door zich af te scheiden van Eenheid heeft het die Eenheid in feite vermoord, aangezien Eenheid dat een deel mist geen Eenheid meer kan zijn. Door dit schuldgevoel ontstond er de angst voor vervolging en straf, want alles wat Eenheid vermoordt verdient vanzelfsprekend straf.

Om deze straf te ontlopen, creëert het in afscheiding gelovende deel van Eenheid een droomwereld waarin het zich veilig wil voelen. Het creëert een wereld waarin het zichzelf deelt in inmiddels miljarden losstaande lichamen die allemaal stuk voor stuk een ander lichaam als schuldige aanwijzen. Dat is de bescherming die wij hebben ontwikkeld; iedereen is schuldig, behalve wij, dus iedereen verdient straf, behalve wijzelf.

Het geloof, dat de droom over een wereld met daarin miljarden lichamen, die allemaal — behalve wijzelf —schuldig zijn en straf verdienen, werkelijk waar en feitelijke realiteit is, verbeeldt het duwtje dat onze symbolische Perpetuum mobile droom in beweging heeft gebracht, een Perpetuum mobile droom die zichzelf vervolgens in beweging houdt.

Om te kunnen leven in een wereld waarin iedereen behalve wijzelf schuldig is aan de moord op Eenheid — kortom: een wereld vol moordenaars — kan niet anders dan als bedreigend worden ervaren. Maar dat is geen manier van leven, en bovendien zijn we deze droom juist gaan dromen om ons veilig te voelen, omdat we bang waren voor vergelding voor het vermoorden van Eenheid en dat wilden vergeten.

Om ons af te leiden van die angstgevoelens, verzinnen we van alles om onze gedachten weg te leiden van de potentiële bedreiging die deze wereld elke seconde is. We ontvluchten ons schuldgevoel en onze angst door onszelf bezig te houden of te verdoven. Of we dit doen met positieve bezigheden of negatieve bezigheden, of met fysieke, mentale of spirituele bezigheden, of met gezonde of destructieve bezigheden, of met verslavende bezigheden, maakt geen verschil. De bedoeling is om onze gedachten weg te houden van alles wat potentieel bedreigend is.

Op het moment dat wij, als dat deel van Eenheid dat gelooft dat afscheiding heeft plaatsgevonden, deze droom zijn gaan geloven (als bescherming tegen de straf die we geloven te verdienen voor de moord op Eenheid), hebben we er een werkelijkheidswaarde aan toegeschreven die het niet verdient. Hierdoor is deze wereld vol met schuldige moordenaars werkelijke realiteit geworden.

Een wereld vol moordenaars levert potentieel gevaar op. Omdat we hier bang voor zijn, verzinnen we van alles om dit te ontvluchten. Werk, relaties, vakanties, hobby’s, maar ook verslavingen, oorlogen, et cetera; in feite alles wat onze gedachten maar kan bezighouden. Maar die bezigheden, fysiek of mentaal, bevestigen juist dat deze wereld de enige werkelijke realiteit is! Waar anders dan in een echte fysieke wereld zou je bezig kunnen zijn, en waar anders dan in een bestaande wereld zou je iets kunnen ontvluchten?

Omdat we geloven dat deze wereld echt waar is en weten dat die wereld potentieel bedreigend is, verzinnen we bezigheden om ons hiervan af te leiden, die bezigheden bevestigen vervolgens het bestaan van deze wereld die in potentie bedreigend is, en omdat we die dreiging niet willen ervaren, verzinnen we bezigheden die ons daarvan afleiden én vervolgens opnieuw die wereld bevestigen die we als bedreigend ervaren, en om dat niet voortdurend te ervaren, verzinnen we bezigheden die… et fucking cetera.

Ziedaar onze Perpetuum mobile. Schuld en angst is wat deze Perpetuum mobile droom in beweging heeft gezet en onze bezigheden, waarmee we ons dissociëren van ons gevoel van schuld en angst, is wat deze Perpetuum mobile droom in beweging houdt.

Betekent dit dat we hier dan maar niets moeten gaan doen om zo te ontwaken uit die droom? Nee, niet echt. Natuurlijk ben je vrij om niets te doen. Je hoeft ook niets te doen, maar je mag ook van alles doen. Als je wilt ontwaken uit deze droom is het vooral verstandig om je bewust te zijn van wat je doet of niet doet, en vooral waarom je het doet of niet doet. Kijk serieus naar de functie die ‘bezig zijn’ of ‘verdoven’ werkelijk hebben en wees er eerlijk over.

Je bent niet bezig omdat je dat leuk vindt en je verdooft je niet omdat je dat nodig hebt, je doet het om de waarheid van Absolute Eenheid en het feit dat je nooit afgescheiden bent van die Eenheid te ontvluchten. Wees daar eerlijk over, tegenover jezelf. Zie dat je er alles aan doet om bij die Eenheid weg te blijven, omdat je anders moet toegeven dat jij als zelfstandig autonoom lichaam niet bestaat.

Zolang je niet in staat bent om dat werkelijk toe te geven en je dat werkelijk te realiseren — niet als lichaam, maar als in afscheiding gelovende denkgeest — kan je nooit werkelijk ervaren dat afscheiding van Eenheid onmogelijk is en nooit heeft plaatsgevonden, en kan je dus nooit ontwaken. Zolang je blijft geloven dat een Perpetuum mobile werkelijkheid is, zal die Perpetuum mobile zichzelf in beweging houden, ook al bestaat er niet zoiets als een Perpetuum mobile.

De oorzaak en gevolg switch

De wereld, zoals wij die ervaren, is het gevolg van wat wij als denkgeest denken en geloven dat waar is. De wereld is niet de oorzaak van alles wat ons als lichamen lijkt te overkomen, want de wereld is een gevolg en een gevolg kan zelf geen gevolgen hebben tenzij het miraculeus wordt omgevormd tot oorzaak.

Een Cursus in Wonderen is daar heel duidelijk over. In Les 132 staat te lezen: “Er is geen wereld los van wat jij wenst” (WdI.132.5:1) en “Er is geen wereld los van jouw ideeën” (WdI.132.10.3). Wij als denkgeest — en dus niet als lichaam — hebben deze wereld gewenst en bedacht, en daarmee verzonnen en gemaakt, om te verhullen dat afscheiding van Eénheid (“God” in Een Cursus in Wonderen) onmogelijk is.

Door te ontkennen dat de wereld het gevolg is van onze gedachten, zijn we vergeten dat we deze wereld zélf hebben verzonnen en gemaakt, zijn we vervolgens gaan geloven dat afscheiding van Eénheid werkelijk is gelukt en zijn we gaan geloven dat deze wereld werkelijk bestaat. In Een Cursus in Wonderen wordt het idee van afscheiding van Eénheid een “nietig dwaas idee” genoemd dat schijnbaar in staat is “tot zowel verwezenlijking als werkelijke gevolgen” (T27.VIII.6).

De wereld die wij zien en ervaren is dus niets anders dan het gevolg van een “nietig dwaas idee” over afscheiding van Eénheid en daarom heeft “de wereld, zelf oorzaakloos, niet de macht te veroorzaken. Zelf een gevolg, kan ze geen gevolgen hebben” (WdI.190.7:2-3). Met andere woorden, de wereld is een projectie of een droom vanuit de in afscheiding gelovende denkgeest en is daardoor een gevolg, en gevolgen kunnen geen gevolgen hebben.

Toch geloven we dat de wereld en alles wat daarin plaatsvindt of bestaat, een effect op ons kan hebben. Het kan ons beïnvloeden, het kan ons pijn doen en het kan ons zelfs vermoorden. Dit kan alleen als wij als denkgeest de projectie — of onze droom — serieus hebben genomen. Wat betekent dat wij als denkgeest zijn gaan geloven dat we een specifiek lichaam zijn dat zélf ook een projectie is, en dat we werkelijk leven en bestaan in een wereld die eveneens werkelijk bestaat.

Op deze manier hebben we van een gevolg een oorzaak gemaakt, en dat is krankzinnig, want een gevolg is en blijft altijd een gevolg en kan niet zomaar de oorzaak van iets zijn, hoe graag we dat ook willen. Dus als de wereld een gevolg is van onze projectie als denkgeest, dan is alles wat wij denken dat ons als lichaam overkomt óók het gevolg van onze projectie als denkgeest.

Alles wat ons overkomt als lichaam, alles waarvan we denken dat veroorzaakt wordt door de wereld of de mensen en dingen en gebeurtenissen om ons heen, is wat wij onszelf aandoen. Alles wat wij als denkgeest projecteren is het gevolg van wat wij als denkgeest geloven dat waar is. De wereld is het gevolg daarvan, ons lichaam is het gevolg daarvan, alles om ons heen en alles wat er gebeurt in die wereld is het gevolg daarvan.

Daarom is alles wat ons als lichaam overkomt het gevolg van wat wijzelf als denkgeest geloven dat waar is. Wij doen alles onszelf aan! Er is niets en niemand in staat om ons iets aan te doen, behalve wijzelf, omdat alles en iedereen ten eerste het gevolg is van wat wij als denkgeest denken en geloven dat waar is en ten tweede een projectie is van hetgeen wij als denkgeest denken en geloven dat waar is.

De vergissing die wij als denkgeest maken, is dat we geloven dat ons lichaam echt ons lichaam is en dat de wereld echt bestaat. Hierdoor veranderen we een gevolg in een oorzaak die vervolgens ten onrechte wordt gezien als schuldig aan alles wat ons overkomt, zodat wij onszelf als denkgeest niet als schuldige hoeven te zien.

Omdat wij onszelf als denkgeest niet schuldig willen voelen over de afscheiding van Eénheid — die overigens nooit heeft plaatsgevonden — zijn we vergeten dat wijzelf als denkgeest de oorzaak zijn van het schijnbare ontstaan van deze wereld en alles wat daarin schijnbaar plaatsvindt. De oplossing voor dit schijnbare probleem is alleen daar te vinden waar de oorzaak ligt, en dat is in de denkgeest die denkt en gelooft dat hij zich heeft afgescheiden van Eénheid.

Hiervoor is het noodzakelijk dat we gaan beseffen wat we werkelijk zijn: denkgeest in plaats van lichamen. Pas dan kunnen we gaan inzien dat wijzelf de oorzaak zijn en dat de wereld slechts het gevolg is van een “nietig dwaas idee” over afscheiding van Eénheid, een afscheiding die onmogelijk is. Dan kunnen we gaan beseffen dat het onmogelijke nooit kan hebben plaatsgevonden, dat er nooit werkelijk iets is gebeurd en dat er in zijn geheel geen wereld kan bestaan.

Waarom de wereld niet bestaat

Waarheid is onveranderlijk en kent geen tegendeel. Dit is iets dat iedereen kan vaststellen. Als waarheid het ene moment dit zou zijn, en het andere moment dat, dan zou dat wat waar is het ene moment waar zijn en het andere moment onwaar zijn. Dat kan niet, want dan zou waarheid soms waarheid en soms onwaarheid zijn. Onwaarheid kan geen waarheid zijn, en aangezien waarheid geen tegendeel kent, kan onwaarheid niet bestaan.

Waarheid is onveranderlijk en kent geen tegendeel, maar ook geen tegendelen. Als iets het ene moment dit is en het volgende moment dat, of het ene moment dit voelt en het volgende moment dat, dan zijn niet alleen de tegendelen die het ervaart niet waar, maar kan dat ‘iets’ zelf ook niet waar zijn, want iets dat waar is kent geen tegendelen. Dit ‘iets’ zou dan onwaar zijn en onwaarheid bestaat niet.

Dit geldt ook voor ons. Wij als mens zijn het ene moment dit en het volgende moment dat. We zijn het ene moment blij en het volgende moment triest, het ene moment gezond en het volgende moment ziek, het ene moment levend en een volgend moment dood. Wij als mens zijn veranderlijk en kennen tegendelen. Dit betekent dat wij als mens onwaar moeten zijn, en onwaarheid bestaat niet.

Letterlijk alles wat wij zien en waarnemen, alles in dit universum, is veranderlijk en kent tegendelen. Dit betekent dat alles wat wij zien en ervaren onwaar is, en onwaarheid bestaat niet. Dus niets in dit universum, inclusief onze wereld en inclusief onszelf, is waar. En alles wat niet waar is, bestaat niet.

Waarheid is onveranderlijk en kent geen tegendeel. We kunnen dus zeggen dat waarheid het enige is dat bestaat, aangezien er geen tegendeel van waarheid bestaat. Waarheid is, onwaarheid is niet (want dat zou een tegendeel zijn). Oftewel, waarheid bestaat, onwaarheid bestaat niet. Kortom: alles wat veranderlijk is, kan niet bestaan, en alles wat een tegendeel heeft of tegendelen kent, kan eveneens niet bestaan.

We zouden ook kunnen zeggen dat waarheid hetzelfde is als eenheid, want ook eenheid is onveranderlijk — anders zou het geen eenheid zijn — en kent geen tegendeel — want dan zou het niet waar zijn en onwaarheid bestaat niet. In Een Cursus in Wonderen staat:

Eenheid is eenvoudig het idee: God is. En in Zijn Wezen omvat Hij alles. Geen enkele denkgeest bevat iets anders dan Hem. We zeggen: ‘God is’, en doen er dan het zwijgen toe, want in die wetenschap verliezen woorden hun betekenis. [WdI.169.5:1-4]

Als waarheid eenheid is, en “eenheid is eenvoudig het idee: God is” dan kunnen we vaststellen dat God, waarheid en eenheid drie schijnbaar verschillende woorden voor precies hetzelfde zijn. Met andere woorden, we kunnen de drie woorden voor precies hetzelfde gebruiken. God is waarheid, waarheid is eenheid, eenheid is God. Alle drie de woorden verwijzen naar iets dat onveranderlijk is en geen tegendeel of tegendelen kent.

Vrijwel alle woorden die in alle religies en spirituele stromingen worden gebruikt om ‘het enige dat is’ uit te drukken, verwijzen naar iets dat onveranderlijk is en geen tegendeel kent. Dit betekent onherroepelijk dat alles wat veranderlijk is en tegendelen kent NIET IS. Alles wat het ene moment dit is, en het volgende moment dat lijkt te zijn, is onwaar en bestaat niet.

Dit is wat het betekent wanneer er in Een Cursus in Wonderen wordt gezegd dat er geen wereld is. De wereld, zoals wij die kennen, kan niet bestaan omdat waarheid onveranderlijk is en geen tegendelen kent. De wereld is niets anders dan veranderlijkheid en tegendelen en iets dat veranderlijk is en tegendelen kent is niet waar. Dit betekent dat de wereld, onze wereld, onwaar is en onwaarheid bestaat niet.

Voor alle duidelijkheid: waarheid is hetzelfde als God en is het hetzelfde als eenheid, alle drie de woorden verwijzen naar iets dat is — onveranderlijk en zonder tegendelen. Waarheid/God/eenheid heeft niets te maken met deze wereld, want iets dat is, iets dat bestaat, creëert niet iets dat niet is en dus niet bestaat. Waarheid creëert geen onwaarheid, God creëert geen goddeloosheid, eenheid creëert geen dualisme… want dat zijn tegendelen, en waarheid/God/eenheid kent geen tegendelen.

Dit is waarom het universum niet bestaat, waarom onze wereld niet bestaat en waarom wijzelf niet bestaan. Het universum, de wereld en wijzelf zijn niets anders dan veranderlijk en bestaan uit niets anders dan tegendelen. Veranderlijkheid is onwaar en tegendelen zijn onwaar, en onwaarheid bestaat niet — want als onwaarheid zou bestaan, dan zou het waar zijn, en dat is het niet.

Waarheid/God/eenheid is, en in principe, als we oprecht en eerlijk zijn, doen we er dan het zwijgen toe. Als we toch iets willen toevoegen, kunnen we zeggen dat waarheid/God/eenheid onveranderlijk is en geen tegendeel of tegendelen kent, waarmee alles wat wel veranderlijk is en wel tegendelen kent automatisch en vanzelf wordt gezien als iets dat niet bestaat.

Een leven al voorbij

De wereld is een projectie die wij als denkgeest, onder leiding van de ego-denkgeest, projecteren op een neutraal canvas. Die projectie, of het verhaal van die projectie, is ontstaan binnen tijdloosheid. Tijd, net als ruimte, bestaat alleen binnen de projectie op het canvas en we bekijken deze projectie, als denkgeest, vanuit een tijdloze en onbegrensde werkelijkheid.

Een verhaal dat is ontstaan binnen tijdloosheid kan niet anders dan voorbij zijn op het moment dat het begint. Zonder tijd en ruimte is er geen tijdlijn mogelijk, waardoor alles wat er gebeurt — stel dat er iets zou gebeuren — tegelijk moet gebeuren. Er is binnen tijdloosheid geen verleden of toekomst, dus als er iets gebeurt, dan moet en kan dat alleen NU TEGELIJK gebeuren en voorbij zijn wanneer het begint.

Dit betekent dat het leven dat jij als mens nu lijkt te leiden, een projectie is van een verhaal dat voorbij was op het moment dat het begon. En dát betekent dat het einde van dat leven al vast staat, en dat alles wat er in dat leven gebeurt, al is gebeurt en dus al voorbij is. Je kunt niets meer aan de loop van het verhaal veranderen, maar wel aan de manier waarop jij er als denkgeest naar kijkt.

Het idee dat je iets kunt veranderen aan het leven dat je nu leidt, is gebaseerd op het geloof dat er een toekomst is die nog niet vaststaat. Maar aangezien dit leven een projectie is van een verhaal dat voorbij was op het moment dat het begon, is het onmogelijk om er nu nog iets aan te veranderen.

We bekijken het geprojecteerde verhaal op het canvas als het ware vanaf het moment dat het voorbij was, waarbij we weer aan het begin van het verhaal zijn begonnen en zijn vergeten dat we al weten hoe het afloopt. We denken dat wat we nu ervaren ook echt nu gebeurt, en dat het in de toekomst nog alle kanten op kan gaan. Daarom denken we dat we controle over ons leven kunnen hebben, terwijl je simpelweg geen controle hebt over iets dat al voorbij is.

Alles wat je nu nog als denkgeest bedenkt, heeft geen effect op het verhaal dat je op dat neutrale canvas aan het bekijken bent. Het verhaal is voorbij, het is al verteld en het is wat het is. Het script is geschreven, de film is opgenomen en ontwikkeld en in de projector geplaatst, en die projector laat ons een film zien waaraan niets meer te veranderen is; dit is de definitieve versie van die film.

De enige keuze die je hebt, is of je er naar kijkt onder leiding van de onjuist gerichte denkgeest (de ego-denkgeest) die alles bloedserieus neemt, of dat je er naar kijkt onder leiding van de juist gerichte denkgeest (de heilige geest) die weet dat het allemaal illusie is… het dromen van een droom.

Wat je ook kiest, de juist of onjuist gerichte denkgeest, betekent niet dat het leven op aarde, of de projectie op het neutrale canvas, beter wordt of gaat veranderen. Dat is onmogelijk, omdat het een projectie is van een verhaal dat al is geëindigd op het moment dat het begon. De persoon die jij denkt te zijn in de projectie is gestorven op het moment dat hij of zij werd geboren, en alles wat hij of zij nu denkt te doen, is al gedaan en voorbij.

De enige keuze die je als denkgeest hebt, en denkgeest is het enige dat jij bent, is de manier waarop je naar de projectie van je leven kijkt. Neem je het serieus omdat je denkt en gelooft dat het allemaal echt waar is, of kijk je er naar met een glimlach omdat je weet dat het ’t dromen van een droom is waaraan je op dit moment niets meer kunt veranderen.

Het leven dat je aanschouwt op dat neutrale canvas is een droom waaraan je niets kan veranderen en waaraan je ook niets hoeft te veranderen, omdat de heilige geest — of de juist gerichte denkgeest, als je dat prettiger vindt klinken —  je laat weten, dat wat er ook op dat canvas gebeurt, geen enkel effect kan hebben op wat jij werkelijk bent.

Jij bent de dromer van de droom die op geen enkele manier geraakt kan worden door wat er in de droom gebeurt. Het hoofdpersonage, de held van de droom, kan duizenden keren sterven en weer geboren worden, zonder dat de dromer er iets van zal merken, anders dan in zijn beleving van de droom. Wanneer de dromer wakker wordt, weet hij dat er nooit iets is gebeurd, omdat het verhaal dat in de droom werd geprojecteerd al voorbij was toen het begon.

Dit betekent dat zoiets als ‘wakker worden uit de droom’ nooit gedaan kan worden voor het personage waarmee jij je identificeert hier op aarde in deze wereld. Er is namelijk geen personage op aarde in deze wereld, er is geen aarde in deze wereld, er is zelfs geen wereld. Er is alleen de projectie van een verhaal, het dromen van een droom.

Jij als denkgeest wordt wakker door de droom niet meer serieus te nemen en jezelf vervolgens te vergeven voor het feit dat je zoiets stupide als deze droom hebt verzonnen. Jij alleen bent volledig verantwoordelijk voor de wereld die je projecteert en voor de wereld die je ervaart, want jij alleen bent degene die deze droom droomt omdat je hebt gekozen voor de ego-denkgeest in plaats van de heilige geest.

Dat was een domme keuze, het was een vergissing, en aangezien er verder niemand anders hier is, ben jij de enige die je kan vergeven. Als je dat consequent doet, dan kijk je vanuit vergeving naar de projectie van de film over je leven en wacht je tot de film is afgelopen.

Misschien blijf je aan het einde van de film nog even zitten, glimlachend om de idioterie die je op het canvas hebt geprojecteerd, je afvragend hoe je het ooit hebt kunnen geloven, maar uiteindelijk sta je op en verlaat je de bioscoop. De laatste die weggaat doet het licht uit, en aangezien er verder niemand is, moet jij dat doen.

Eén in God

Officieel mag het niet meer na 3 koningen, maar bij deze wens ik iedereen alsnog een gelukkig en ontwakend 2023. Laat ik eens iets schrijven over Eenheid en één zijn met God, en ondertussen ook even tussen neus en lippen door verklaren wat God nou precies is.

Het kwam bij me op na het lezen en doen van Les 124 van Een Cursus in Wonderen: “Laat me mij herinneren dat ik één ben met God.” Eén met God? Hoe werkt dat dan? — vroeg ik me af, en het antwoord arriveerde direct in een taalgebruik dat ik goed kan verstaan.

Allereerst kan ik met zekerheid als feit vaststellen dat er iets is. Ik heb dat jarenlang ‘dat wat is’ genoemd en dit ‘dat’ wat is moet er zijn, het moet bestaan omdat er zonder ‘dat wat is’ niets is; simpelweg omdat er zonder iets, niets kan bestaan. Zelfs een droom of een illusie kan niet bestaan zonder ‘dat wat is’; want waarin anders zou het kunnen opkomen of ontstaan?

Als we voor ‘dat wat is’ het woord ‘God’ gebruiken, zoals de Cursus dat doet — en ook omdat ‘God’ volgens mij het woord is dat van oorsprong bedoeld is als verwijzing naar ‘dat wat is’ — dan hebben we: ‘God is.’ Daarna doen we, zoals de Cursus ook zegt, er het zwijgen toe.

Dat wat is, wat we vanaf nu God noemen, is het enige dat is, want alles wat los zou staan van God is automatisch het tegenovergestelde en is niet. Alles wat los staat of apart is van God, is automatisch iets dat niet is, en iets dat niet is, bestaat niet. Dit houdt ook in dat God vanzelfsprekend geen tegendeel kent, en dat maakt God non-dualistisch en sluit tegelijkertijd dualisme uit als iets dat niet is. Hiermee kunnen we vaststellen dat er niets anders kan zijn dan God. God is!

Wat ik ook met zekerheid kan vaststellen als feit is dat ik ben. Ik weet niet of jij bent en of er naast mij nog iemand anders is, maar ik weet zeker dat ik ben. Ik ben niet Frits, ik ben niet dit lichaam met dat brein, maar dat ik ben staat vast, omdat ik overduidelijk deze droom, of deze illusie van een wereld, ervaar. De ervaring mag een illusie of een droom zijn, de ervaring mag niet waar zijn, maar dat wat het ervaart, moet bestaan, anders zou er geen ervaring kunnen zijn.

Dan hebben we nu dus ‘God is’ en ‘ik ben’, maar ik heb eerder al vastgesteld dat alleen God is en dat er niets naast, los of apart van God kan bestaan, omdat dit dan niet zou zijn, en iets dat niet is, kan niet bestaan. Maar ik ben, dat is onontkenbaar, en dat is alleen mogelijk wanneer die ‘ik’ één is met God.

Dit betekent dat die ‘ik’ en die ‘God’ beiden onderdeel zijn van dezelfde Eenheid, of liever gezegd, onderdeel van de enige Eenheid die bestaat. Die Eenheid is — net als God, want God moet in feite die Eenheid zijn, aangezien er naast, los en apart van God niets bestaat — non-dualistisch en sluit elke tegenpool uit. Er kan niet zoiets bestaan als ‘geen eenheid’ en Eenheid zou geen eenheid zijn als er iets naast, los of apart van zou bestaan.

‘Dat wat is’, wat we God noemen, is Eenheid en het enige dat is. Alles wat daar naast, los of apart van lijkt te bestaan, alles wat die Eenheid niet lijkt te bevestigen, kan dan vanzelfsprekend niet werkelijk bestaan. Niettemin besta ik, anders is ervaring niet mogelijk en ik ervaar overduidelijk van alles. Ik ben, en als ik ben en God is, dan moeten ik en God samen die non-dualistische Eenheid zijn. Hiervoor moet ik wel één zijn in God, omdat dit de enige optie is die Eenheid bevestigt.

Verlossing

Aangezien het bijna kerst is, lijkt dit me een mooie aanleiding om het eens over ‘verlossing’ te hebben. Ik denk dat we daar allemaal op een of andere manier naar op zoek zijn, bewust of onbewust. Verlossing van pijn, van armoede, schuld, noem maar op, zijn allemaal projecties van de ultieme verlossing: verlossing van het lichaam en de droom waarin het zich bevindt.

Het woord ‘verlossing’ herbergt de betekenis al in zich: ver-lossing, als in het los komen van iets. We zoeken verlossing omdat we vrij willen zijn van wat ons gevangen houdt, alleen hebben we vaak een verkeerd beeld van wat het nou eigenlijk is dat ons gevangen houdt. Hierdoor richten we ons veelal op negatieve aardse zaken waarvan we denken dat ze ons gevangen houden, zoals pijn, armoede, schuld, schaamte, verdriet… et cetera.

Maar dat zijn, zoals gezegd, alleen projecties van wat ons werkelijk gevangen houdt, en dat is het geloof dat we ons lichaam zijn en dat we ons daardoor werkelijk fysiek op deze aarde bevinden. Dit betekent dat ook alle positieve aardse zaken, zoals liefde, rijkdom, gezondheid, geluk, et cetera, ons net zo gevangen houden in dat lichaam als alles wat we als negatief ervaren.

Ik wil graag een tekst uit het Tekstboek van Een Cursus in Wonderen gebruiken (Hoofdstuk 31.VI) om wat dieper in te gaan op het idee ‘verlossing’, hierin wordt uitgelegd wat verlossing is en waar we werkelijk van verlost dienen te worden. De Cursus zegt het volgende over verlossing:

Verlossen is ongedaan maken. Als je ervoor kiest het lichaam te zien, dan kijk je naar een wereld van afscheiding, van dingen zonder verband, en gebeurtenissen zonder enige zin. De een verschijnt en verdwijnt in de dood; de ander is gedoemd tot lijden en verlies. En niemand is precies zoals hij was het ogenblik daarvoor, noch zal hij een ogenblik later dezelfde zijn als nu. […] Verlossing maakt dit alles ongedaan. Bestendigheid dient zich immers aan in het zicht van hen wier ogen door verlossing zijn bevrijd van het kijken naar de prijs voor het behouden van schuld, omdat zij in plaats daarvan ervoor kozen die los te laten. (T31.VI.2:1-4, 6-7)

Verlossing— als gevolg van het loslaten van schuld (en boete), wat de basis is van deze wereld — verlost ons dus van de wereld van veranderingen, van geboorte en dood en alle onzekerheden daar tussenin, zodat we de bestendigheid van Eenheid, wat we als denkgeest in werkelijkheid zijn, kunnen ervaren.

Met de tweede zin in het bovenstaande citaat — “Als je ervoor kiest het lichaam te zien, dan kijk je naar een wereld van afscheiding” — geeft de Cursus aan dat we een keuze hebben. De Cursus geeft vrij bot en direct aan dat het een keuze is tussen simpelweg twee zaken:

Je ziet het vlees of herkent de geest. Er is geen compromis tussen de twee. Als het een werkelijk is moet het ander vals zijn, want wat werkelijk is ontkent zijn tegendeel. Binnen visie is er geen andere keus dan deze. Wat jij hierin beslist, bepaalt al wat je ziet, werkelijk acht, en voor waar houdt. Op deze ene keuze berust heel je wereld, want hier heb je vastgelegd wat jij bent: vlees of geest naar je eigen overtuiging. Als je vlees kiest, zul je nooit aan het lichaam ontsnappen als je eigen realiteit, want jij hebt besloten dat je het zo wilt. Kies echter de geest, en heel de Hemel buigt zich om je ogen aan te raken en je heilig zicht te zegenen, opdat je de wereld van het vlees niet meer zou zien behalve om te genezen, te troosten en te zegenen. (T31.VI.1)

Iets later volgt er nog een verduidelijking ten opzichte van de keuze, waarin wordt uitgelegd dat je het vlees — oftewel het lichaam — niet terzijde hoeft te schuiven of hoeft te ontkennen:

Verlossing vraagt niet dat je de geest aanschouwt en het lichaam niet ziet. Ze vraagt alleen dat dit jouw keuze zou zijn. Want het lichaam kun jij zonder hulp zien, maar je begrijpt niet hoe jij een wereld kunt aanschouwen die daar los van staat. Verlossing zal jouw wereld ongedaan maken, en je een andere wereld tonen die jouw ogen nooit zouden kunnen vinden. (T31.VI.3:1-4)

Het enige waar verlossing om vraagt is een klein beetje bereidwilligheid om aan te nemen dat je geest bent in plaats van het lichaam, en het tonen van de bereidheid om tussen die twee een keuze te maken. Door bereid te zijn te kiezen voor de geest in plaats van het lichaam, ontstaat er verlossing — maar..!

Bekommer je er niet om hoe dit ooit zou kunnen. Jij begrijpt niet eens hoe wat je ziet voor je ogen is ontstaan. Want begreep je dat wel, dan zou het verdwenen zijn. De sluier der onwetendheid is over het kwade en het goede neergelaten, en men moet er doorheen gaan opdat beide verdwijnen, en de waarneming geen schuilplaats meer vindt. Hoe wordt dit gedaan? Het wordt helemaal niet gedaan. (T31.VI.3:5-10)

Dit is natuurlijk iets waarover menigeen struikelt. We hebben allemaal het idee dat we iets moeten doen om iets te bereiken, daar komt ook het hele idee van ‘vechten voor vrede’ vandaan en alle soortgelijke krankzinnige gedachtes van de ego-denkgeest. Zo denken we dat we iets moeten doen om verlost of bevrijd te raken, maar dat is niet zo.

Een keuze maken is niet iets doen, een keuze is aangeven wat je wilt dat gebeurt zodat het zo kan zijn. Het is als bij de keuze tussen links of rechts afslaan; de keuze zelf is geen handeling, de handeling volgt pas na de keuze, pas dan sla je links of rechts af, al naar gelang de keuze die je hebt gemaakt. Het verschil is nu dat je een handeling na de keuze weglaat.

De keuze tussen het lichaam en de geest is simpel, het is het een of het andere — “je ziet het vlees of herkent de geest. Er is geen compromis tussen de twee. Als het een werkelijk is moet het ander vals zijn, want wat werkelijk is ontkent zijn tegendeel. (T31.VI.1:1-3)” Je kiest voor het vlees of de geest, en daarna doe je niets met die keuze. Alleen de keuze is van belang, want, zoals de Cursus poëtisch en symbolisch zegt…

Wat zou er in het universum dat God geschapen heeft, kunnen bestaan dat nog gedaan moet worden? Alleen in je arrogantie zou jij je kunnen indenken dat jij de weg naar de Hemel moet effenen. (T31.VI.3:11, 4:1)

Uiteindelijk is het een simpele keuze tussen wat waar is en wat niet. Geest is waar, het lichaam is dat niet. Maar wanneer je voor het lichaam kiest, dan is het lichaam binnen jouw perceptie waar en zal de wereld die jij ziet en ervaart zich vormen naar jouw keuze. Dit verandert de waarheid niet, het verandert alleen jouw perceptie van de waarheid; een perceptie die inherent niet waar is, aangezien je hebt gekozen om iets dat niet waar is tot waarheid te bestempelen.

De wereld zoals wij die nu ervaren is niets anders dan het resultaat van de keuze voor onwaarheid, de keuze voor het lichaam in plaats van de geest. Om dit ongedaan te maken, met andere woorden, om hiervan verlost te worden, dien je te kiezen voor de geest in plaats van het lichaam, want…

Ben jij een lichaam? Dan wordt heel de wereld als verraderlijk gezien, eropuit te doden. Ben jij geest, onsterfelijk, zonder de belofte van vergankelijkheid, en zonder de smet van de zonde op jou? Dan wordt de wereld als stabiel gezien, je vertrouwen ten volle waard, een gelukkig oord om een tijdje te verpozen, waar niets te vrezen, maar alles te beminnen valt. Wie is níet welkom voor de milden van hart? En wat zou de waarlijk onschuldigen kunnen kwetsen? (T31.VI.6:5-10)

Dus mijn wens is dat jij de bereidheid kan opbrengen om te kiezen voor de waarheid, voor de geest in plaats van het lichaam. En ik wens iedereen ook meteen fijne kerstdagen en alvast — voor het geval ik dit jaar niets meer schrijf — een verlost 2023.

De twee dromen

De wereld is een zelfverzonnen denkbeeldige verdediging tegen de waarheid over wat je werkelijk bent en wat ‘het leven’ werkelijk is. Je droomt dat jij in deze wereld leeft, om te vergeten wat je werkelijk bent. Dit doe je, omdat je gelooft dat je iets vreselijks hebt gedaan. Je gelooft dat jij schuldig bent aan de afscheiding van Eenheid, en dat wil je vergeten.

Wat is er precies gebeurt? Laten we daar eens rustig naar kijken middels een symbolisch verhaal. Je was gewoon lekker relaxt een onlosmakelijk deel van Absolute Eenheid. Er was echt letterlijk niets aan de hand. Maar op een gegeven moment begon je te spelen met het idee dat het wellicht mogelijk zou moeten zijn om je los te maken van die Absolute Eenheid.

Afscheiding van Absolute Eenheid is onmogelijk, laat ik daar duidelijk over zijn. Het kan niet worden gedaan, omdat Absolute Eenheid niet absoluut en geen eenheid kan zijn als het mogelijk is dat een deel zich ervan los kan maken. Maar hé, je bent nou eenmaal denkgeest, dus je kan daarover nadenken en filosoferen, en dat is wat je deed; je kwam op het idee dat afscheiding mogelijk moet zijn.

Na dat eerste nietig en dwaas idee, dat afscheiding mogelijk is — een idee dat je begon te geloven en serieus ging nemen — viel je (nog steeds bij wijze van symbolisch verhaal) in slaap en volgde er een droom over die afscheiding. In die droom, die je als werkelijkheid bent gaan ervaren, voelde jij je zo schuldig over die afscheiding, dat jij — als die gedroomde afgescheiden denkgeest in die al gaande droom — bent gaan dromen over een wereld van vormen.

Die tweede droom, de droom over de wereld, droom je als gedroomde afgescheiden denkgeest, zodat jij jezelf als onschuldig kunt gaan zien. Je droomt over jezelf als mens in een wereld, met daarin inmiddels 8 miljard andere afgescheiden mensen, die je overal de schuld van kan geven. In die tweede droom is alles, en dus ook de afscheiding, hun schuld; dus jij bent het slachtoffer van hun acties en van alles wat er verder om je heen gebeurt.

We hebben het hier over een droom in een droom. De eerste droom ontstaat in de denkgeest die droomt dat het een afgescheiden denkgeest is; afgescheiden van Absolute Eenheid. Die gedroomde afgescheiden denkgeest voelt zich schuldig over de schijnbaar plaatsgevonden afscheiding en droomt een tweede droom — die plaatsvindt in die eerste droom en in feite als doel heeft om die eerste droom van afscheiding te vergeten — over een wereld waarin hijzelf onschuldig is en de schuld altijd bij een ander ligt.

Jij gelooft werkelijk dat je het gedroomde personage in die tweede droom bent, omdat je in deze droom bent vergeten dat jij dit, als eveneens gedroomde denkgeest, droomt. Maar jij, de wereld waarin jij leeft en het leven op aarde zelf, zijn alleen maar verzonnen om te verhullen dat jij in werkelijkheid die denkgeest bent die droomt dat hij zich heeft afgescheiden van Absolute Eenheid.

Die afscheiding vindt dus alleen maar schijnbaar plaats, als een gedroomd evenement, in die eerste droom, die verhult dat je nog steeds die immer uitbreidende en uitdijende Absolute Eenheid bent en dat afscheiding van die Eenheid onmogelijk is en nooit heeft plaatsgevonden. De tweede droom, waarin jij als mens met een lichaam in een wereld van afscheiding leeft, droom je alleen om te vergeten dat de eerste droom een droom is, en dat kan alleen als je de gedroomde wereld en jezelf als mens als werkelijkheid ziet en ervaart.

Hierbij maakt het niet uit hoe je deze wereld ervaart. Je kunt de wereld ervaren als volledig krankzinnig en moordlustig en een absolute hel, of als prachtig en geweldig en bijna hemel op aarde. In beide gevallen verhult het diezelfde eerste droom over datzelfde onnodige schuldgevoel over een afscheiding die nooit heeft plaatsgevonden, waarin jij als denkgeest blijkbaar gelooft; want dat is het enige doel van deze wereld, die jij bovendien ook nog eens zelf hebt verzonnen en nu op dit moment aan het dromen bent.

Door als gedroomd personage in die tweede droom, over jij als mens in deze wereld, volledig te beseffen dat het een droom is, creëer je de ruimte en de omstandigheden waarin jij — als slapende in afscheiding gelovende denkgeest die de eerste droom droomt — langzaam en geleidelijk, maar met absolute zekerheid, zult ontwaken uit die eerste droom; waarna het duidelijk zal zijn dat er nooit iets is gebeurd en dat niemand waar dan ook schuldig aan is.

Einde verhaal… en alvast fijne Kerstdagen.

Eén denkgeest

Er zijn niet 8 miljard denkgeesten die dromen dat ze mens zijn, er is 1 denkgeest die droomt 8 miljard mensen te zijn. Dat schreef ik laatst op Facebook na een aantal dagen van flink worstelen met de droom, niet begrijpende waarom de droom niet ophoudt terwijl ik precies weet wat het is.

Uiteindelijk gaf ik het op, ik kwam er niet uit, en als laatste middel vroeg ik letterlijk om duidelijkheid: “Als er dan een hogere macht, of een Heilige Geest is die alles weet, geef me dan gewoon een duidelijk antwoord?” En dit was het antwoord dat binnenkwam:

Er zijn niet 8 miljard denkgeesten die dromen dat ze mens zijn, er is 1 denkgeest die droomt 8 miljard mensen te zijn.

Met andere woorden, als IK wil dat deze droom ophoudt en IK me afvraag waarom dat niet gebeurt, terwijl IK me volledig besef dat dit het dromen van een droom is, dan redeneer IK vanuit het idee van een ik-personage. Maar dit ik-personage is onderdeel van de droom, dat ik-personage bestaat niet echt, dus hoe kan de droom dan ophouden voor een personage dat niet bestaat?

Dat is wat het antwoord me vertelde: er zijn niet 8 miljard denkgeesten — oftewel, 8 miljard ikken — die dromen, er is één denkgeest die droomt 8 miljard ikken te zijn. Het punt met die ene denkgeest, is dat die denkgeest geen ‘ik’ is of kan zijn, omdat er geen ‘ander’ is. Het idee van een ‘ik’ te zijn hangt af van de aanwezigheid van een ‘ander’, en zonder het bestaan van een ‘ander’ is er geen noodzaak voor het zijn van een ‘ik’ of het hebben van een ‘ik-gevoel’.

Dit antwoord op mijn vraag draait alles om. Waar ik eerst nog geloofde dat ik de denkgeest was die droomde, begrijp ik nu dat ik niet die denkgeest ben. Ik wist al dat ik niet dit lichaam was, maar ik geloofde toch nog steeds ‘iets’ te zijn, en dat moest wel die dromende denkgeest zijn. Nu zie ik, nu besef ik, dat ik letterlijk niets ben; niet Frits, niet denkgeest en niet Eenheid. Ik word gedroomd.

Die denkgeest, die droomt, is niet een ‘ik’, want voor een ‘ik-gevoel’ is het bestaan van een ‘ander’ noodzakelijk en die is er niet. Dus dan kan ik, met mijn ‘ik-gevoel’, niet die denkgeest zijn. Die ‘ik-Frits’ is slechts een gedroomd personage en bestaat in zijn geheel niet. Er is alleen denkgeest die droomt een ‘ik’ te zijn — en niet slechts één ‘ik’, niet slechts ‘ik-Frits’, nee, denkgeest droomt 8 miljard ‘ikken’ te zijn (en dan reken ik nog niet eens alle dieren mee).

Ik weet dat er in Een Cursus in Wonderen staat dat wij de dromende denkgeest zijn, maar dat is alleen omdat het de denkgeest aanspreekt op het niveau waarop die denkgeest zich gelooft te bevinden binnen die droom. De denkgeest gelooft het gedroomde personage te zijn dat het boek leest, en dus vertelt Een Cursus in Wonderen dit personage dat het in werkelijkheid de denkgeest is die droomt.

Het antwoord dat ik kreeg — en het maakt me niet uit of je me wel of niet gelooft — sprak het deel van de denkgeest dat zich met mij identificeert, aan op het punt waarop die denkgeest zich bevindt, en dat is het punt waarop hij kan accepteren dat er in zijn geheel geen ‘Frits’ bestaat, of wat voor ‘ik’ dan ook, zelfs niet als denkgeest. Ik en die denkgeest zijn niet hetzelfde, want er is alleen denkgeest en elke ik is een gedroomd personage. Denkgeest IS, ik IS NIET.

Er is nu het besef dat er alleen denkgeest is die droomt over een wereld en zich in die droom identificeert met de ‘ikken’ in die droom. Dus niet alleen met mij als Frits, maar met alle 8 miljard mensen in die droom, plus, zo vermoed ik, alle ontelbare miljarden dieren in die droom. Er is ook het besef dat ik niet die denkgeest ben. Er is geen ik die wakker wordt en de droom verlaat en terug naar huis (Eenheid) zal gaan, want die ‘ik’ is een gedroomd personage… die ‘ik’ bestaat niet… ik besta niet… geen enkele ik bestaat.

Ziekte

Ziek zijn is een ‘twister’ die, als je niet oppast, alles onderuit kan halen. Het punt is namelijk nog steeds dat alles wat je hier ervaart, een projectie is, en ‘projectie’ houdt in dat jij het zelf hebt verzonnen en er zelf verantwoordelijk voor bent. Dat geldt ook voor ziekte en het laatste wat je wilt accepteren is dat jijzelf ziek wilde zijn, dat dit jouw beslissing is geweest.

In Een Cursus in Wonderen staat over projectie:

Projectie maakt waarneming. De wereld die jij ziet is wat jij haar gegeven hebt, niets meer. Maar ook al is ze niets meer, ze is ook niets minder. Daarom is ze voor jou belangrijk. Ze getuigt van de staat van jouw denkgeest, de uiterlijke weergave van een innerlijke toestand. Zoals een mens denkt, zo neemt hij waar. (T21.1:1-6)

Dit wil je natuurlijk niet geloven wanneer je, bijvoorbeeld zoals ik nu, probeert beter te worden van een griep. Dan wil je de verantwoordelijkheid ergens anders leggen. Bij de mensen die je hebben aangestoken of het virus dat je ziek maakt. Als je daarin meegaat, weerleg je alles wat De Cursus je heeft verteld, want er zijn geen anderen en er is niet zoiets als een virus.

Het enige wat er is, is “de staat van jouw denkgeest, de uiterlijke weergave van een innerlijke toestand.” Ziekte is net als alles wat je ziet en ervaart, een verdediging tegen Waarheid. Anders gezegd, het is een projectie van de ego-denkgeest die zo wil bewijzen dat afscheiding waar is en dat dualiteit realiteit is. Ziekte is een projectie van angst voor Eénheid.

Alleen de ego-denkgeest projecteert. De Heilige geest, ons enige andere alternatief, kijkt alleen naar de ego-projectie vanuit vergeving, maar onderneemt verder geen acties in deze geprojecteerde wereld. Hij verandert de wereld niet, en zorgt er dus ook niet voor dat het geprojecteerde lichaam weer beter wordt. De Heilige geest, wanneer ik ervoor kies om aan de hand van hem te kijken naar de projectie, kijkt naar de geprojecteerde ziekte en vergeeft dat ik schijnbaar dacht dat ik ziek zou kunnen zijn.

De Heilige Geest vergeeft de ziekte omdat het niet waar is, maar hij maakt het lichaam niet beter, omdat ook het lichaam niet waar is. Het lichaam dat niet waar is beter maken, terwijl de ziekte die het schijnbaar heeft ook niet waar is, zou het lichaam en de ziekte tot waarheid bombarderen.

Vergeving van de ziekte door de Heilige Geest verandert de projectie niet, maar het kan er wel voor zorgen dat de ego-denkgeest het op een gegeven moment opgeeft om deze specifieke ziekte nog te projecteren; afhankelijk van hoe groot de angst voor Eénheid is.

Een belangrijk punt, een cruciaal punt zou ik bijna zeggen, is dat de Heilige Geest nooit projecteert. Dit betekent dat letterlijk alles wat je als lichaam op deze aarde ziet en ervaart afkomstig is vanuit de ego-denkgeest. Het enige dat je hiertegen kunt doen, is ervoor kiezen om er aan de hand van de Heilige Geest naar te kijken en het te vergeven, zonder hierbij te verwachten dat de projectie verandert.

Dit laatste is het meest lastige, omdat we graag in vorm een positief effect willen ervaren wanneer we zo goed zijn dat we voor de Heilige Geest hebben gekozen. Maar de Heilige Geest houdt zich nooit bezig met vorm, omdat dit de droom, de illusie, het krankzinnige waanbeeld van afscheiding, tot werkelijkheid zou maken.

Einde van angst

Angst! Hier wilde ik iets over schrijven, en toen zag ik dat ik hier al iets over heb geschreven (Zie: “Angst voor het onbekende“), maar ik denk dat ik het iets specifieker wil verwoorden dan alleen de angst voor het onbekende.

Ik geloof namelijk dat er slechts één heel erg specifieke angst is die de meeste van ons, zo niet allen van ons drijft. Of het nou angst voor spinnen is, angst om te vallen, angst voor het donker, angst voor doodgaan, of angst voor wat er wel of niet staat te gebeuren na de dood; al deze angsten komen voort uit slechts één angst: de angst om niet meer deze specifieke op zichzelf staande entiteit te zijn die we nu denken te zijn.

That’s it!

Elke angst is altijd gericht op een of ander gevaar voor het lichaam, en omdat we denken en geloven — bewust of onbewust — dat we dit lichaam zijn, is die angst altijd gericht op het niet meer zijn van deze specifieke op zichzelf staande entiteit. Dit kan de angst zijn voor het helemaal niet meer bestaan van die entiteit, of de angst dat we een deel van die entiteit verliezen — geestelijk, mentaal of letterlijk lichamelijk, zoals ziek worden of het verliezen van een ledemaat.

Ook wanneer we bang zijn voor wat er na onze dood gebeurt, wat vanzelfsprekend ook valt onder de angst voor het onbekende waarover ik eerder heb geschreven, is dat nog altijd gebaseerd op ons geloof een op zichzelf staande entiteit te zijn. We zijn bang voor, of vragen ons af, wat er met ONS als personage zal gebeuren na die dood, alsof wij als personage werkelijk zullen blijven bestaan na die dood.

De kern van alle angsten is de angst om niet meer dit personage te zijn. Die angst in ongegrond, aangezien we nooit dat personage zijn geweest. Dus, zolang je nog iets van angst ervaart, dan is die angst een projectie van de angst om niet meer dit personage te zijn, de angst om niet meer deze op zichzelf staande entiteit te zijn… en dit laat jou zien dat je er nog niet volledig van overtuigd bent dat je nooit dit personage, deze op zichzelf staande entiteit, bent geweest.

Voor alle duidelijkheid moet ik hier aan toevoegen, dat als je het hier op aarde leuk vindt en je het fijn vindt om hier te zijn, of dat je hier nog wel wat langer wilt blijven omdat er best wel leuke momenten zijn en jezelf zo wijsmaakt dat je bewust van de droom aan het genieten bent, ook uitingen zijn van diezelfde angst. Alleen ervaar je het niet als angst, maar als genot, niettemin is het gewoon angst, ongeacht wat je denkt dat het is of wat jij jezelf wijsmaakt.

Je richten of focussen op die angst, is niet de oplossing, en het onderzoeken van die angst of het onderdrukken van die angst ook niet, want die angst is niet de oorzaak van iets, maar het gevolg. De angst is het gevolg van, en laat je alleen maar zien, dat jij — bewust of onbewust — denkt dat je een op zichzelf staande entiteit bent, dat jij dit personage bent terwijl je dat niet bent.

Het enige vraagstuk waarmee je aan de slag kan gaan, is de vraag waarom je blijkbaar denkt dat je een op zichzelf staande entiteit bent. Wanneer je dat vraagstuk hebt opgelost, dan is die angst ook verdwenen. Niemand is bang voor ziek worden, voor het krijgen van een ongeluk, voor de dood of wat er na de dood zal gebeuren; alle angst is alleen maar gericht op het niet zijn, of het niet meer volledig zijn, van deze op zichzelf staande entiteit die we schijnbaar denken te zijn. Het absolute besef dat je niet die entiteit en dat lichaam bent, betekent automatisch het einde van angst.